Voor de verre prinses
Wij komen nooit meer saam:
De wereld drong zich tussenbeide.
Soms staan wij beiden ’s nachts aan ’t raam,
Maar andre sterren zien we in andre tijden.
Uw land is zo ver van mijn land verwijderd:
Van licht tot verste duisternis—dat ik
Op vleuglen van verlangen rustloos reizend,
U zou begroeten met mijn stervenssnik.
Maar als het waar is dat door grote dromen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iedre nacht.
J. Slauerhoff