De eekhoorn was bedroefd. Weer had de wind hem overgeslagen en hem geen brief bezorgd.
Niemand denkt aan mij, dacht hij. Terwijl hij zelf wel aan duizend dieren dacht. Hij dacht aan de mier, de olifant, het nijlpaard en aan de mug. Hij dacht aan de otter, de leeuw, en aan de ekster. De beer, de wesp, en aan de mus. Hij dacht aan iedereen.
Aan wie dacht hij al niet? 'Aan mij,' zei een stem. De eekhoorn schrok op en keek naar buiten. Het regende en er was niemand te zien. 'Hallo', riep hij. 'Hallo', zei de stem. 'Waar ben je, ik bedoel: wie ben je?' riep de eekhoorn. 'Ik ben hier.' 'Hier?' Toen zag de eekhoorn naast zijn deur, in een donkere hoek, helemaal opgevouwen, het nachtuiltje liggen.
'O ben jij het,' zei de eekhoorn. 'Zie je wel,' zei het nachtuiltje. 'Je dacht niet aan mij, terwijl ik al dagenlang aan jou denk!' 'Aan mij??' 'Aan jou!'zei het nachtuiltje. 'Kijk maar.' En hij vouwde zijn vleugels open. De eekhoorn las, van de ene vleugel naar de andere:
Hallo eekhoorn, Hoe gaat het met jou? Met mij gaat het goed, of eigenlijk niet zo goed omdat je nooit eens aan mij denkt. Denk je eens aan mij? Nou dag! Nachtuiltje.
Toen vouwde het nachtuiltje zijn vleugels dicht, schudde zich een paar keer door elkaar en vouwde zijn vleugels weer open. Ze waren wit. Met ernstige, glanzende ogen gaf hij een takje aan de eekhoorn en de eekhoorn schreef:
Lief nachtuiltje, Weet je, ik moet altijd een beetje aan je denken. Ik bedoel: voortaan. Want ik vind je lief. Schrijf je me gauw nog eens? Dag! Eekhoorn.
Het nachtuiltje vouwde heel voorzichtig zijn vleugels dicht, steeg op en vloog weg. De eekhoorn ging naar binnen om in de stoel voor het raam een tijd te gaan nadenken.
Uit: Misschien wisten zijn alles
Toon Tellegen. Uitgeverij Querido